Ik zit op zolder. Op mijn schoot ligt een plakboek met foto’s van verschillende filmsterren: Tony Curtis, Ava Gardner, Gina Lollobrigida en Burt Lancaster.
Rondom mij liggen verschillende boeken en de verzameling postzegelalbums van mijn vader.
Vanmiddag komt mijn neef Thomas. Hij heeft in zijn huis een familiemuseum ingericht en komt spullen halen. Al bladerend word ik omhuld door muffe lucht met door de zon oplichtende dwarrelende stofdeeltjes. Als vanzelf komen herinneringen boven. Een andere tijd. Een ander huis. Een ander leven.
Ik kom thuis van een avond stappen. Heb mijn vrienden ontmoet, lekker gedanst en nu ben ik moe. Maar ik ga nog niet naar bed. Zachtjes loop ik de woonkamer binnen en vind op de tast de lichtschakelaar van de kleine schemerlamp met het porseleinen onderstel, waarin een man met pruik een elegant gebaar maakt naar een vrouw, zittend met een waaier in de hand. De lamp werpt een zacht licht op de lange donkergroene wand met haar grote, ovaalvormige bloemkelken. Omringd door nachtelijke stilte, schaars verlichte meubels en kasten vol antieke prullaria loop ik naar het dressoir.
Ik pak de grote blikken trommel en zet hem op tafel. Hij is zwaar van de vele mappen, sigarendozen en schriften met ruitjes. Schriften vol met kolommen cijfers. Alle uitgaven worden minutieus opgeschreven en bewaard.
Doelbewust trek ik een grijze map naar mij toe en open deze. De kleurrijke cijferfrankeerzegels van Wim Crouwel. Ik pak de enveloppe en kies voor deze keer de gele postzegel van 60 en na enig zoeken de paarse van 25 cent. Ik pak de brief uit mijn tas, stop hem in de enveloppe en klaar is kees.
Tevreden kruip ik even later m’n bed in.
Ik stel me het moment voor dat hij de brief leest. Voor hem ligt de open geriste enveloppe. Zijn ogen vliegen over de regels, hij drinkt de woorden in.
Mijn woorden. Hij leest het nogmaals, langzamer deze keer. En nog een keer. Hij drukt een zachte kus op de brief en houdt het papier voor zijn gezicht.
Een week later. Het is weer nacht, de brief geschreven en de grijze map ligt voor me. Mijn oog valt op een stuk papier dat naar buiten steekt. Ik pak het vast en lees:
‘Door het ontbreken van één of meerdere postzegels van deze series is mijn postzegelverzameling van nul en generlei waarde. Je vader’.